De waarderingsregels

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Waarderen is het vaststellingsproces van de geldbedragen waarvoor elementen (kosten, opbrengsten, bezit, schuld) moeten worden opgenomen en geboekt in de boekhouding.

Waardering houdt de keuze van bepaalde waarderingsgrondslagen in. Deze keuze behoort toe aan het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau (art.140 tot en met 188 van het Besluit v/d Vlaamse Regering van 25/06/2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de OCMW’s). Zij bepalen de regels die gelden voor:
1) de waardering van de inventaris van al de bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van het bestuur van welke aard ook;
2) de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten;
3) de herwaarderingen.

De jaarrekening dient een getrouw beeld te geven van de financiële positie en de resultaten van de stad Lier en OCMW Lier. De waardering van de posten in de balans en de resultatenrekening zullen steeds met dit doel voor ogen dienen te gebeuren.

  • De waarderingen dienen te gebeuren met voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw om zo tot een correcte weergave te komen van de financiële gezondheid van zowel stad als OCMW Lier.
  • Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.
  • De waarderingsregels worden opgesteld met het oog op verwachte toekomstige activiteiten.
  • De waarderingsregels moeten van het ene boekjaar op het andere boekjaar identiek blijven en stelselmatig worden toegepast. Eventuele afwijkingen dienen in de jaarrekening toegelicht en vermeld te worden.
  • Elk actiefbestanddeel wordt gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde onder aftrek van de eventuele afschrijvingen en eventuele waardeverminderingen.

Verder dient er rekening gehouden te worden met alle voorzienbare risico’s, de mogelijke verliezen en ontwaardingen die ontstaan zijn tijdens het financiële boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs als de risico’s, verliezen of ontwaardingen alleen bekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop het ontwerp van de jaarrekening wordt vastgesteld.

De kosten en opbrengsten worden verwerkt in het financiële boekjaar waarin ze werkelijk gerealiseerd zijn (transactiemoment), ongeacht het feit of ze al dan niet geïnd of betaald zijn.

Deel 1 - De waardering van het vermogen

Terug naar navigatie - Deel 1 - De waardering van het vermogen

Na de initiële waardering van een actiefbestanddeel geldt voor de waardering in de latere boekjaren ofwel het kostprijsmodel, ofwel het herwaarderingsmodel. Volgens het kostprijsmodel moet een vast actief worden geboekt tegen zijn kostprijs, verminderd met eventuele geboekte afschrijvingen en eventuele geboekte waardeverminderingen. Het herwaarderingsmodel houdt echter in dat een vast actief waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, geboekt wordt tegen de geherwaardeerde waarde. Het belangrijkste verschil tussen beide modellen zit in het feit dat de activa waarop het kostprijsmodel van toepassing is niet kunnen worden geherwaardeerd.
Schematisch kunnen het toepassingsgebied en de algemene regels voor de waardecorrecties binnen de twee modellen voor de vaste activa als volgt voorgesteld worden:

Waarderingsmodellen

1.1 Afschrijvingen

Afschrijvingen zijn de bedragen ten laste genomen van de staat van opbrengsten en kosten, met betrekking tot de materiële en immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, om hetzij het bedrag van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij om deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.

Het af te schrijven bedrag van een actief wordt per financieel boekjaar bepaald (en kan bijgevolg per financieel boekjaar verschillen van elkaar) door het verschil tussen de boekhoudkundige waarde en de restwaarde te delen door de resterende gebruiksduur uitgedrukt in jaren.

Jaarlijks afschrijvingsbedrag = (boekhoudkundige waarde – restwaarde)/(Resterende gebruiksduur)

De restwaarde en de gebruiksduur van een actief moeten ten minste aan het einde van elk financieel boekjaar worden herzien. Hierbij wordt uitgegaan van een ‘gelijkmatige’ veroudering en wordt steeds de lineaire afschrijvingsmethode toegepast.

1.2 Waardeverminderingen

Waardeverminderingen zijn correcties op de aanschaffingswaarde van andere actiefbestanddelen dan deze die voortvloeien uit hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het financiële boekjaar.

Als evenwel op het einde van het financiële boekjaar blijkt dat de gebruikswaarde van een goed hoger is dan zijn boekhoudkundige waarde, dan moeten de eventueel reeds geboekte waardeverminderingen worden teruggenomen ten belope van dit verschil. Waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd overeenkomstig de door de Gemeenteraad vastgelegde waarderingsregels en mogen niet afhangen van het overschot of het tekort van het financiële boekjaar.

1.3 Herwaarderingen

De financiële vaste activa en de overige materiële vaste activa, waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald, moeten na hun opname worden geboekt tegen de geherwaardeerde waarde. Dit is de reële waarde op het moment van de herwaardering, verminderd met eventuele latere gecumuleerde afschrijvingen en latere gecumuleerde waardeverminderingen.

Met de latere gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen worden deze bedoeld die geboekt worden na de laatste herwaardering. De afschrijvingen en waardeverminderingen van voor de herwaardering zullen reeds geïncorporeerd zijn in de nieuwe geherwaardeerde waarde.

De geherwaardeerde waarde moet in de toelichting van het financiële boekjaar worden verantwoord waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast. De herwaarderingen moeten daarenboven voldoende regelmatig worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige waarde niet beduidend verschilt van de reële waarde op de balansdatum. Dit hoeft evenwel niet noodzakelijk op jaarbasis te zijn.

Deel 2 - De waardering van het actief

Terug naar navigatie - Deel 2 - De waardering van het actief

2.1 Liquide middelen en geldbeleggingen

De liquide middelen en geldbeleggingen, met uitzondering van de aandelen en vastrentende effecten, worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. De aandelen en vastrentende effecten worden bij verwerving geboekt en gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde.
Alle bijkomende kosten met betrekking tot de aanschaffing van aandelen en vastrentende effecten moeten ten laste worden genomen van de staat van opbrengsten en kosten van het financiële boekjaar waarin ze werden aangegaan. Ze mogen niet worden geïncorporeerd in de aanschaffingswaarde.

Liquide middelen en geldbeleggingen in vreemde valuta worden op het ogenblik van de verrichting, of indien deze moeilijk te bepalen is de dag dat men de verrichting inboekt, omgerekend in EUR tegen de contant wisselkoers van die dag. Niet opgevraagde bedragen op aandelen in vreemde valuta’s worden uitgedrukt op basis van de omrekeningskoers waartegen ze werden verkregen.

Op de liquide middelen en geldbeleggingen worden waardeverminderingen toegepast als de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde. Deze waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate dat ze hoger zijn dan een actuele beoordeling vereist. De slotkoers is in deze bepalend.
Aanvullende waardeverminderingen worden geboekt om rekening te houden met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde of met de risico’s die inherent zijn aan de aard van de producten in kwestie of van de uitgevoerde activiteit.

Herwaarderingen zijn niet toegestaan.

2.2 Vorderingen op korte termijn

De stad en OCMW Lier voeren een zeer uitgebreid debiteurenbeheer, waarbij alle wettelijke toegestane procedures tot de invorderingsmogelijkheden behoren. Elk dossier wordt individueel behandeld en beoordeeld, zonder het gelijkheidsbeginsel uit het oog te verliezen. De stad en OCMW Lier kiezen er daarom voor om op elke debiteur allereerst een solide basisinvordering toe te passen.

Het aantal te behandelen dossiers is echter substantieel en de inhoud ervan zeer uiteenlopend. Om rekening te houden met de verhouding kosten en baten, een redelijke termijn, de grootte van het openstaande saldo, de aard, en het al dan niet betwist zijn van de vordering zal niet voor elke debiteur hetzelfde stappenplan gevolgd worden. Dit kan verschillen in vorm, tijd en aard van de toegepaste procedure.

Verdere doorlichting en screening van het dossier van de debiteur, bovenop de basis invorderingsprocedures, zal plaatsvinden waarbij rekening gehouden wordt met onder meer volgende criteria : kosten/baten, aard van het dossier, aard en haalbaarheid van de procedures. In de andere gevallen wordt een definitieve waardevermindering toegepast. Enkel in die gevallen dat de inningsmogelijkheden van verder bevraagde debiteuren uitgeput zijn, worden de dossiers definitief in waarde verminderd.

Per uitzondering kan een vordering die reeds in waarde verminderd is toch heropgenomen worden in een nieuwe invorderingsprocedure bij eenzelfde debiteur. Wanneer de oorspronkelijke vordering alsnog ontvangen wordt, zal deze opbrengst geboekt worden als uitzonderlijke opbrengst.

Teneinde een zo juist mogelijk beeld te geven van de vorderingen, wordt vanaf 2020 tevens een voorziening aangelegd voor oninbare vorderingen. Deze voorziening wordt jaarlijks aangepast, waarbij volgende regels worden toegepast op de openstaande vorderingen per einde van elk boekjaar :

De waardeverminderingen worden geboekt in functie van de ouderdom van de vorderingen :

  • indien ouder dan 1 jaar : 25%
  • indien ouder dan 2 jaar : 50%
  • indien ouder dan 3 jaar : 75%
  • indien ouder dan 5 jaar : 100%

2.3 Voorraden en bestellingen in uitvoering

Niet van toepassing

2.4 Overlopende rekeningen van het actief

De overlopende rekeningen worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en in de balans opgenomen voor het gedeelte dat ofwel ‘overlopend’ is naar het volgende boekjaar, ofwel ‘toegerekend’ moet worden aan het huidige boekjaar.

2.5 Vorderingen op lange termijn die binnen het jaar vervallen

Deze vorderingen ontstaan door de overboeking van een bedrag of een gedeelte ervan waarvoor deze vordering geregistreerd stond op de desbetreffende rekening van de vorderingen op lange termijn.

2.6 Vorderingen op lange termijn

Met het oog op een correcte verwerking in de budgettaire boekhouding worden de vorderingen op lange termijn uit ruiltransacties die ontstaan door de toekenning van betalingsuitstel aan derden in eerste instantie als een vordering op korte termijn uit ruiltransactie opgenomen in de balans voor hun nominale waarde. In tweede instantie zal het toekennen van het betalingsuitstel aanleiding geven tot de overboeking van het gedeelte van de vordering op korte termijn dat pas over meer dan één jaar komt te vervallen, naar een vordering op lange termijn.
Vorderingen op lange termijn uit niet-ruiltransacties worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan.

2.7 Financiële vaste activa

Belangen of aandelen
Belangen of aandelen in rechtspersonen worden in de boekhouding opgenomen tegen hun aanschaffingswaarde.
De eventuele nog te storten bedragen worden in de boekhouding afzonderlijk tot uitdrukking gebracht. De bijkomende kosten voor de aanschaffing van financiële vaste activa worden ten laste genomen van de staat van opbrengsten en kosten van het financiële boekjaar in de loop waarvan ze werden aangegaan.

Vastrentende effecten
Ook vastrentende effecten worden bij verwerving geboekt en gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde.

Vorderingen
De vorderingen die een bestuur heeft op entiteiten die het op een duurzame wijze wil ondersteunen, worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan.

Borgtochten betaald in contanten
De borgtochten betaald in contanten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de storting.

2.8 Materiële vaste activa

De materiële vaste activa omvatten volgende categorieën:
1° de gemeenschapsgoederen;
2° de bedrijfsmatige materiële vaste activa;
3° de overige materiële vaste activa.

De gemeenschapsgoederen en de bedrijfsmatige materiële vaste activa zijn activa die aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen.

Gemeenschapsgoederen zijn materiële vaste activa waarbij de vervulling van de maatschappelijke dienstverlening minder ontvangsten genereert dan de uitgaven die nodig zijn om deze activa te verkrijgen en om die dienstverlening te realiseren.

De gemeenschapsgoederen bestaan uit:
1° de terreinen en de gebouwen;
2° de wegen en de overige infrastructuur;
3° de installaties, de machines en de uitrusting;
4° het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel;

5° de leasing en soortgelijke rechten;
6° het erfgoed.

De bedrijfsmatige materiële vaste activa zijn materiële vaste activa waarbij de vervulling van de maatschappelijke dienstverlening voldoende ontvangsten genereert om de uitgaven te compenseren die nodig zijn om die activa te verkrijgen en om die dienstverlening te realiseren.
De bedrijfsmatige materiële vaste activa bestaan uit:
1° de terreinen en de gebouwen;
2° de installaties, de machines en de uitrusting;
3° het meubilair, de kantooruitrusting en het rollend materieel;
4° de leasing en soortgelijke rechten.

De overige materiële vaste activa zijn materiële vaste activa die worden aangewend om huuropbrengsten, een waardestijging of beide te realiseren en die niet aangewend worden om een maatschappelijke dienstverlening te vervullen. De overige materiële vaste activa bestaan uit:
1° de terreinen en de gebouwen;
2° de roerende goederen.

2.8.1 Restwaarden en afschrijvingstermijnen stad en OCMW Lier

2.9 Immateriële vaste activa

Onder immateriële vaste activa worden opgenomen :

-de kosten voor onderzoek en ontwikkeling
-de concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere soortgelijke rechten
-de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa

-de plannen en studies ter voorbereiding van nieuwe projecten en die geen element zijn van een materieel vast actief

De immateriële vaste activa zijn kosten die gemaakt worden voor de verwerving van vaste activa die een aantal jaren zullen gebruikt worden, en die immaterieel van aard zijn.  

Deel 3 - De waardering van het passief

Terug naar navigatie - Deel 3 - De waardering van het passief

3.1 Financiële schulden

De financiële schulden worden in de balans opgenomen voor ofwel de nominale waarde, de aanschaffingswaarde (effecten) of de som van de kapitaalbestanddelen die de wedersamenstelling in kapitaal vertegenwoordigen van de waarde van het materieel vast actief in geval van leasing.

Op de balansdatum van elk boekjaar moeten de financiële schulden of een gedeelte van de schulden met een looptijd van meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen, van de schulden op lange termijn overgeboekt worden naar de schulden op korte termijn.

3.2 Schulden uit ruiltransacties

Met het oog op een correcte verwerking in de budgettaire boekhouding worden de schulden op lange termijn uit ruiltransacties die ontstaan door de toekenning van betalingsuitstel door een leverancier, in eerste instantie als een schuld op korte termijn uit ruiltransactie opgenomen in de balans voor hun nominale waarde.

3.3 Schulden uit niet-ruiltransacties

Schulden uit niet-ruiltransacties worden in de balans opgenomen voor de nominale waarde ervan.

3.4 Voorzieningen voor risico’s en kosten

De voorzieningen voor risico’s en kosten moeten stelselmatig worden gevormd en mogen niet afhangen van het overschot of tekort van het financiële boekjaar. De regels voor de waardering van de voorzieningen voor risico’s en kosten bij het ontstaan van de schuld (m.a.w. de schatting van het bedrag van schulden waarvan het bedrag niet vaststaat), moeten door het bestuur worden bepaald, rekening houdend met het waar en getrouw beeld en na gemotiveerd advies van de financieel directeur.
De voorzieningen zullen eventueel moeten worden aangepast in die mate waarin de oorspronkelijke schatting hoger of lager is dan wat vereist is volgens een actuele inschatting ervan op de balansdatum.
Van zodra het bedrag van de schuld werkelijk vaststaat en de kosten op de desbetreffende kostenrekeningen worden geboekt, zal de voorziening teruggenomen worden.

3.5 Overlopende rekeningen van het passief

De overlopende rekeningen worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en in de balans opgenomen voor het gedeelte dat ofwel ‘over te dragen’ is naar het volgende boekjaar ofwel ‘toegerekend’ moet worden aan het huidige boekjaar.

3.6 Schulden op lange termijn die binnen het jaar vervallen

De schulden zullen worden overgeboekt voor het bedrag waarvoor zij geregistreerd staan op de desbetreffende rekeningen van de schulden op lange termijn. Indien het om schulden in vreemde valuta gaat, zullen de wisselkoersschommelingen op de balansdatum moeten worden geregistreerd.

3.7 Overig netto actief

Aangezien het overige netto actief wordt beschouwd als zijnde het verschil tussen totaal van de activa en de passiva bij het opmaken van de beginbalans, wordt de waarde van deze rubriek bepaald door de waardering van het actief en passief.

3.8 Herwaarderingsreseves

Het bepalen van de niet-gerealiseerde meerwaarde gebeurt door de reële waarde op het moment van de herwaardering, te vergelijken met de boekwaarde van het desbetreffende actief. Als deze reële waarde groter blijkt dan de boekwaarde, dan wordt dit verschil opgenomen in de rubriek herwaarderingsreserves, tenzij het een verbetering betreft van voorheen geboekte waardeverminderingen.

3.9 Overgedragen overschot- overgedragen tekort

De waarde van deze rubriek wordt bepaald door de waardering van de kosten en opbrengsten.

3.10 Investeringssubsidies en -schenkingen

Investeringssubsidies en -schenkingen en legaten in contanten worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
De schenking en legaten in natura worden gewaardeerd aan de schenkingswaarde, zijnde de marktwaarde van de goederen die aan het bestuur worden geschonken of die in nalatenschap worden toegewezen, op het moment van de schenking of op de datum van het openvallen van de nalatenschap. Indien evenwel een actief wordt geschonken dat behoort tot het erfgoed en waarvoor geen aanschaffingswaarde of marktwaarde kan worden bepaald, dan mogen deze erfgoederen pro memorie in de balans worden opgenomen voor één euro.
De investeringssubsidies en – schenkingen worden in de erop volgende boekjaren via afboekingen in de staat van opbrengsten en kosten gespreid om ze in overeenstemming te brengen met de afschrijvingen op het gesubsidieerde actief. In geval van niet-afschrijfbare activa blijft het oorspronkelijke bedrag van de investeringssubsidie of de schenking behouden in de boekhouding.

 

Deel 4 - Inhoud en waardering van de rubrieken van de staat van opbrengsten en kosten.

Terug naar navigatie - Deel 4 - Inhoud en waardering van de rubrieken van de staat van opbrengsten en kosten.

4.1 Goederen en diensten

De aangekochte goederen, diensten, werk en studies net zoals de diensten en diverse goederen worden tegen aanschaffingswaarde opgenomen na aftrek van btw (voor zover aftrekbaar).

4.2 Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen

De bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen worden geboekt tegen nominale waarde.

4.3 Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen

Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen zijn besproken onder 1.2.1 hiervoor.

4.4 Specifieke kosten sociale dienst OCMW

Het leefloon, de steun in speciën en de bijdragen in het kader van de Wet van 2 april 1965 worden tegen nominale waarde geboekt. De steun in natura wordt geboekt aan de aanschaffingswaarde waarvoor de steun in natura door het OCMW werd verworven.

4.5 Toegestane werkingssubsidies

De toegestane werkingssubsidies worden opgenomen aan hun nominale waarde.

4.6 Andere operationele kosten

4.6.1 Belastingen en diverse werkingskosten

De belastingen en de diverse werkingskosten worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

4.6.2 Minderwaarde op de courante realisatie van vaste activa

De minderwaarde wordt berekend door de boekwaarde van het actief te verminderen met de verkoopprijs van het vast actief.

4.6.3 Minderwaarden op de realisatie van werkingsvorderingen

De minderwaarde wordt berekend door de boekwaarde te verminderen met de effectieve realisatiewaarde van de werkingsvordering.

4.7 Financiële kosten

De financiële kosten worden tegen nominale waarde geboekt.

4.8 Uitzonderlijke kosten

4.8.1 Minderwaarden

De berekening van de minderwaarden gebeurt analoog zoals bij punt 4.5 hiervoor.

4.8.2 Toegestane investeringssubsidies

De toegestane investeringssubsidies worden opgenomen tegen hun nominale waarde.

4.9 Opbrengsten uit de werking

4.9.1 Verkopen en dienstprestaties

De opbrengsten uit verkopen en dienstprestaties (incl. de toegekende kortingen, restorno’s en rabatten) worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

4.9.2 Geproduceerde vaste activa

De geproduceerde vaste activa worden gewaardeerd tegen de werkelijke kosten waarvoor ze geregistreerd staan als operationele kost.

4.10 Fiscale opbrengsten en boetes

De fiscale opbrengsten en boetes worden opgenomen aan hun nominale waarde.

4.11 Werkingssubsidies

Werkingssubsidies worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

4.12 Recuperatie specifieke kosten OCMW

Het leefloon, de steun in speciën en de bijdragen in het kader van de wet van 2 april 1965 die worden gerecupereerd door het OCMW worden tegen nominale waarde geboekt. De gerecupereerde steun in natura wordt geboekt tegen de waarde waarvoor ze werd geboekt op het ogenblik van de toekenning ervan door het OCMW.

4.13 Andere operationele opbrengsten

Deze opbrengsten worden tegen nominale waarde geboekt.

4.14 Financiële opbrengsten

4.14.1 Algemeen principe

De financiële opbrengsten worden tegen nominale waarde geboekt.

4.14.2 Meerwaarden

De meerwaarden op de realisatie van de vlottende activa en de meerwaarden op de realisatie van werkingsvorderingen worden berekend door de effectieve realisatiewaarde te verminderen met de boekwaarde.

4.14.3 In resultaatname kapitaalsubsidies

Het jaarlijks in resultaat te nemen bedrag aan kapitaalsubsidies wordt bepaald door het afschrijvingsritme van de vaste activa waarvoor ze werden verkregen.

4.15 Uitzonderlijke opbrengsten

Deze meerwaarden worden op dezelfde manier berekend als de meerwaarden op de courante realisatie van materiële vaste activa.

4.16 Overschot/tekort van het boekjaar

De waarde van deze rubrieken is afhankelijk van de waardering van de kosten en opbrengsten.

Deel 5 - Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.

Terug naar navigatie - Deel 5 - Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.

5.1 Zekerheden door derden gesteld voor rekening van het bestuur (rubriek 00)

Deze zekerheden worden gewaardeerd aan het maximaal bedrag van de gewaarborgde schuld (nominale waarde).
Voor gewaarborgde contractuele schulden is de grens de hoogte van de schuld. Aangezien sommige schulden, zoals voorschotten in rekening-courant, schommelen, is het zinvol om in dat geval de maximale zekerheidsstelling aan te duiden. Er wordt dus aangeduid welk schuldendeel van het bestuur gewaarborgd wordt door derden, maar het zegt niets over de solvabiliteit van de derde.

5.2 Persoonlijke zekerheden gesteld door rekening van derden (rubriek 01)

De verplichtingen uit wissels in omloop worden opgenomen voor het bedrag dat op de wisselbrief vermeld staat (nominale waarde). De waarde van de verplichtingen wegens persoonlijke zekerheden gesteld voor rekening van derden, wordt bepaald door het maximale bedrag waarvoor het bestuur als zekerheidssteller opkomt, met als maximum de vaststaande schuld die zij waarborgt.
Doordat het bestuur zich borg stelt voor derden, zal men moeten onderzoeken of de begunstigde zijn verplichtingen kan nakomen. Bij twijfel moet men een getrouwe inschatting verrichten van het risico en dit boeken als een voorziening.

5.3 Zakelijke zekerheden gesteld op eigen activa (rubriek 02)

De waarde van deze zekerheden is de maximale hoogte van de verstrekte zekerheid, maar nooit hoger dan de vaststaande schuld (nominale waarde).
In het geval het bestuur zich borg stelt voor derden, zal men moeten onderzoeken of de derde zijn verplichtingen kan nakomen. Bij twijfel moet men een getrouwe inschatting verrichten van het risico en dit boeken als een voorziening.

5.4 Ontvangen zekerheden (rubriek 03)

De waarde van deze zekerheden moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de ontvangen waarborg (nominale waarde).
Indien op een geven ogenblik zou blijken dat een waarborgsteller zijn verplichtingen niet zal kunnen nakomen (bv. betalen van huur) en de ontvangen waarborgen ontoereikend zullen zijn, dan zal men voor dit verschil (verplichting – ontvangen waarborg) een voorziening moeten aanleggen.

5.5 Goederen en waarden van derden gehouden door derden in hun naam, maar ten bate en voor risico van de boekhoudkundige entiteit (rubriek 04)

De waardering gebeurt aan aanschaffingswaarde van de goederen of nominale waarde van de waarden.

5.6 Verplichtingen tot aan- en verkoop van vaste activa (rubriek 05)

De waardering gebeurt aan aanschaffingswaarde van het desbetreffende vast actief. Daarnaast zal bij verplichting tot aankoop, in voorkomend geval, een voorziening moeten worden geboekt indien er een risico bestaat van technische veroudering gedurende de wachtperiode of indien er bijzondere prijsschommelingen zouden zijn ten nadele van de vaste verbintenis. Bij de verplichting tot verkoop moet een voorziening worden geboekt in het geval van miscalculatie waarbij de vaste verkoopprijs te laag wordt.

5.7 Termijnovereenkomsten (rubriek 06)

De waardering gebeurt tegen het bedrag dat vermeld staat in het termijncontract (nominale waarde).
Van zodra men ziet dat de resultaten tegen de contractdatum tegengesteld zullen zijn aan deze voorzien in het termijncontract (hoger aankoopprijs of lager verkoopprijs dan verwacht), zal hiervoor een voorziening moeten worden aangelegd.

5.8 Goederen en waarden van derden gehouden door het bestuur (rubriek 07)

De gebruiksrechten op lange termijn worden opgenomen aan de te betalen vergoedingen of huurgelden (nominale waarde). Indien er geen waarde kan worden opgekleefd (bv. indien er geen vergoeding moet worden betaald voor een recht van opstal), dan kunnen deze rechten en verplichtingen ‘pro memorie’ in de boekhouding worden opgenomen.
Goederen en waarden van derden in bewaring, in consignatie, in bewerking of gehouden voor rekening of ten bate en voor risico van derden, worden gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde van deze goederen en waarden.

5.9 Aangegane, maar niet opgenomen kredieten (rubriek 08)

De waardering gebeurt voor het bedrag zoals opgenomen in de kredietovereenkomsten (nominale waarde).

5.10 Diverse rechten en verplichtingen (rubriek 09)

Deze rechten en verplichtingen zullen tegen nominale waarde gewaardeerd moeten worden.
Indien er geen waarde kan worden opgekleefd (bv. indien er geen vergoeding moet worden betaald voor een recht van opstal), dan kunnen deze rechten en verplichtingen ‘pro memorie’ in de boekhouding worden opgenomen.